Stotteren en broddelen

Stotteren is een verstoring in het ritme van de spraak, waarbij de spreker precies weet wat hij wil zeggen, maar dat op dat moment niet kan vanwege onwillekeurige herhalingen, verlengingen en blokkades van spraakklanken.

Broddelen is een stoornis in het spreken. Opvallend zijn een slappe uitspraak, een hoog spreektempo, het ineenschuiven van woorden (bijvoorbeeld ‘duilijk’ in plaats van ‘duidelijk’), stopwoordjes, snelle woordherhalingen en klankherhalingen, en moeite met het formuleren van gedachten.

Stotteren

Voor volwassenen en kinderen die stotteren. Iedereen herhaalt weleens een woord als hij praat, maar als je stottert zijn er vaak veel herhalingen (bababababanaan), verlengingen (vvvvvvvvis) en/of blokkades (p—oes). Soms spelen bij stotteren ook emoties (ik durf niet te praten, dan ga ik stotteren) en gedachten (als de juf mij een beurt geeft, moet ik stotteren) een grote rol.

Klanken of lettergrepen worden dus herhaald, verlengd of met veel spanning uit de mond geperst. Daarnaast kunnen zich ook lichamelijke symptomen voordoen. Voorbeelden hiervan zijn: meebewegen van lichaamsdelen, knipperen met de ogen, verstoring van de adem, transpireren en spanning. Naast deze lichamelijke symptomen zijn er ook verborgen symptomen die een rol kunnen spelen. Voorbeelden hiervan zijn: vermijden van situaties, bepaalde woorden of klanken vermijden, gebrek aan zelfvertrouwen en angst om te spreken.

Stotteren wordt gezien als een aanleg tot ontregeling van de spraakmotorische processen (ademhaling, stemgeving en articulatie). Emoties en gedachten rond het spreken en omgevingsfactoren (bijvoorbeeld een spannende tijd, verwachtingen van de omgeving) zijn hierop van invloed. Meestal begint stotteren bij kinderen tussen de twee en zeven jaar, maar het kan zich ook op latere leeftijd ontwikkelen. Bij een groot deel van deze kinderen gaat stotteren vanzelf over, maar bij sommige kinderen is behandeling door een logopedist of stottertherapeut nodig. Hoe eerder begonnen wordt met de therapie, hoe groter de kans is op herstel.

Broddelen

Voor volwassenen en kinderen die broddelen. Als je broddelt ben je vaak moeilijk te verstaan voor anderen. Iemand die broddelt heeft vaak een slappe uitspraak, een hoog spreektempo, schuift woorden in elkaar (bijvoorbeeld ‘duilijk’ in plaats van ‘duidelijk’), gebruikt stopwoordjes of snelle klankherhalingen en heeft moeite met het formuleren van gedachten (ook schriftelijk).

Soms wordt broddelen verward met stotteren. Dit komt doordat er bij broddelen – net als bij stotteren – herhalingen van woorden en klanken kunnen zijn. Een verschil met stotteren is dat de broddelaar niet opmerkt dat hij onduidelijk spreekt en herhalingen maakt, terwijl iemand die stottert zich hier wel van bewust is.